Het Jaar is 1766, tijdens het bewind van Koning Lodewijk XV.
De boeren van Gévaudan zijn versteend van angst.
Het rotsachtige landschap is vaak gehuld in een dikke mist en bloedstollende schreeuwen snijden door de lucht. Het gruwelijke beest is los en vermoordt alles wat voor zijn voeten komt. Vrouwen en kinderen worden volledig aan flarden gescheurd.
Grote groepen jagers zetten de achtervolging in, maar zonder resultaat. Het beest blijft iedere keer op geheimzinnige wijze verdwijnen...
Zou het een weerwolf kunnen zijn? Een helmonster gestuurd door God?
Als het slechte nieuws het hof van Lodewijk de XV bereikt, praat zelfs heel Versailles er over. De koning raakt ongeduldig en besluit om Grégoire de Fronsac te sturen. Deze edelman, aanhanger van de Verlichting, is een uitstekende wetenschapper en wordt, vergezeld door zijn bloedbroeder Manu, naar plek des onheils gestuurd om de zaak te onderzoeken.
Fronsac is standvastig in zijn bevindingen. Het beest bestaat! Maar wat is zijn ware aard? Is het een vloek of het werk van een bloeddorstige moordenaar?
Voor verder onderzoek zal Fronsac moeten vertrouwen op de hulp van de jonge Marquis d´Apcher, een verlichte aristocraat en Marianne de Morangias, de dame die zijn hart heeft veroverd.